Duits-Nederlands woordenboek »

visier betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
das Visier [des Visiers, des Visieres; die Visiere] Substantiv

klepo

viziero

visieren [visierte; hat visiert] Verb

aftekenenwerkwoord

viserenwerkwoord

avisieren [avisierte; hat avisiert] Verb

aandienenv

aankondigenv

adverterenv

adviserenv

bekendmakenv

meldenv

verkondigenv

improvisieren [improvisierte; hat improvisiert] Verb

improviserenv