Duits-Nederlands woordenboek »

stechen betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
stechen [stach; hat gestochen] Verb

pikkenv

priemenv

prikkenv

stekenv

bestechen [bestach; hat bestochen] Verb

omkopenv

erstechen [erstach; hat erstochen] Verb

doodstekenwerkwoord

overhoopstekenwerkwoord

Ringelstechen

carrouselm

draaimolenm

zweefmolenm