Duits-Nederlands woordenboek »

spross betekenis in Nederlands

spross is de vervoegde vorm van het woord sprießen.

DuitsNederlands
sprießen [spross; hat/ist gesprossen] Verb

kiemenv

ontkiemenv

die Sprosse [der Sprosse; die Sprossen] Substantiv

laddersportsubstantief

sportsubstantief

treedjesubstantief

sprossen [sprosste; ist gesprosst] Verb

kiemenv

ontkiemenv

die Sommersprosse [der Sommersprosse; die Sommersprossen] Substantiv

sproetsubstantief

zomersproetsubstantief