Duits | Nederlands |
---|---|
der Schrank [des Schrank(e)s; die Schränke] Substantiv | kastm |
die Schranke [der Schranke; die Schranken] Substantiv | 10.belemmeringsubstantief 11.beletselsubstantief 12.gemaalsubstantief afsluitboomsubstantief afsluitingsubstantief baliesubstantief balustradesubstantief barsubstantief barrièresubstantief damsubstantief gezeursubstantief grenssubstantief heiningsubstantief heksubstantief hekjesubstantief hindersubstantief hindernissubstantief hinderpaalsubstantief leuningsubstantief obstakelsubstantief perksubstantief scheidsmuursubstantief slagboomsubstantief sperdamsubstantief spoorboomsubstantief sta-in-de-wegsubstantief stuwsubstantief stuwdamsubstantief versperringsubstantief |
der Bücherschrank [des Bücherschrankes, des Bücherschranks; die Bücherschränke] Substantiv | |
der Wäscheschrank [des Wäscheschrankes, des Wäscheschranks; die Wäscheschränke] Substantiv |