Duits | Nederlands |
---|---|
der Ort [des Orts, des Ortes; die Orte, die Örter] Substantiv | dorpm oordm plekm stadm |
orthodox [orthodoxer; am orthodoxesten] Adjektiv | orthodoxbijvoeglijk naamwoord rechtzinnigbijvoeglijk naamwoord |
die Orthodoxie [der Orthodoxie; die Orthodoxien] Substantiv | orthodoxiesubstantief rechtzinnigheidsubstantief |
die Orthopädie [der Orthopädie; —] Substantiv | orthopediesubstantief |
die Ortographie Substantiv | orthografiesubstantief schrijfwijzesubstantief spellingsubstantief |
der Abort [des Abort(e)s; die Aborte] Substantiv | privaatm secreetm toiletm |
allerorten Adverb | allerwegenbijwoord alombijwoord overalbijwoord wijdenzijdbijwoord |
portugiesisch [portugiesischer; am portugiesischsten] Adjektiv | Portugeesbijvoeglijk naamwoord |
proportional [proportionaler; am proportionalsten] Adjektiv | evenredigbijvoeglijk naamwoord proportioneelbijvoeglijk naamwoord verhoudingsgewijsbijvoeglijk naamwoord |
sportlich [sportlicher; am sportlichsten] Adjektiv | sport-bijvoeglijk naamwoord sportiefbijvoeglijk naamwoord |
vorteilhaft [vorteilhafter; am vorteilhaftesten] Adjektiv | bevorderlijkbijvoeglijk naamwoord dienstigbijvoeglijk naamwoord nuttigbijvoeglijk naamwoord |
vortrefflich [vortrefflicher; am vortrefflichsten] Adjektiv | excellentbijvoeglijk naamwoord kostelijkbijvoeglijk naamwoord tiptopbijvoeglijk naamwoord tofbijvoeglijk naamwoord uitmuntendbijvoeglijk naamwoord voortreffelijkbijvoeglijk naamwoord |
amortisieren [amortisierte; hat amortisiert] Verb |