Duits-Nederlands woordenboek »

lärmen betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
lärmen [lärmte; hat gelärmt] Verb

aangaanv

denderenv

rommelenv

rumoerenv

tekeergaanv

lärmend

roerigbijvoeglijk naamwoord

rumoerigbijvoeglijk naamwoord

stormachtigbijvoeglijk naamwoord