Duits-Nederlands woordenboek »

heucheln betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
heucheln [heuchelte; hat geheuchelt] Verb

huichelenv

veinzenv

erheucheln [erheuchelte; hat erheuchelt]

doenalsofwerkwoord

fingerenwerkwoord

simulerenwerkwoord

veinzenwerkwoord

voorgevenwerkwoord

voorwendenwerkwoord