Duits-Nederlands woordenboek »

haupt betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
das Oberhaupt [des Oberhaupts, des Oberhauptes; die Oberhäupter] Substantiv

aanvoerdero

baaso

chefo

gebiedero

überhaupt

alleswelbeschouwd

doorgaansbijwoord

inhetalgemeen

overhetalgemeen

overhetalgemeengenomen

überhauptbijwoord

12