Duits-Nederlands woordenboek »

hüten betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
hüten [hütete; hat gehütet] Verb

bewakenv

bewarenv

dewachthebbenv

hoedenv

wakenoverv

behüten [behütete; hat behütet] Verb

bewakenv

bewarenv

dewachthebbenv

hoedenv

wakenoverv