Duits-Nederlands woordenboek »

greif betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
ergreifen [ergriff; hat ergriffen] (über +AKK) Verb

uitnemenv

vangenv

vastgrijpenv

vastpakkenv

vattenv

wegnemenv

ergreifend Adjektiv

aangrijpendbijvoeglijk naamwoord

emotioneelbijvoeglijk naamwoord

ontroerendbijvoeglijk naamwoord

roerendbijvoeglijk naamwoord

zielroerendbijvoeglijk naamwoord

herzergreifend

zielroerendbijvoeglijk naamwoord

12