Duits-Nederlands woordenboek »

gefahr [der gefahr; die gefahren] betekenis in Nederlands

Automatisch vertalen:

gevaar [het gevaar; de gevaren]
DuitsNederlands
die Gefahr [der Gefahr; die Gefahren] Substantiv

gevaarsubstantief

noodsubstantief

onraadsubstantief

perikelsubstantief