Duits-Nederlands woordenboek »

gedeck [des gedeckes, des gedecks; die gedecke] betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
das Gedeck [des Gedeckes, des Gedecks; die Gedecke] Substantiv

besteko

couverto

eetgereio

tafelgereio

decken [deckte; hat gedeckt] (Akkusativ) Verb

bedekkenv

beleggenv

dekkenv

toedekkenv

abdecken [deckte ab; hat abgedeckt] Verb

afstropenv

ontdekkenv

vellenv

zudecken [deckte zu; hat zugedeckt] Verb

bedekkenv

beleggenv

dekkenv

toedekkenv