fülle betekenis in Nederlands

Duits	Nederlands
die Fülle [der Fülle; die Füllen] Substantiv	overvloedsubstantief volheidsubstantief volkomenheidsubstantief volledigheidsubstantief voltesubstantief
füllen [füllte; hat gefüllt] Verb	opvullenv vullenv
das Füllen [des Füllens; die Füllen, —] Substantiv	veuleno
der Füller [des Füllers; die Füller] Substantiv	vulpenm
ausfüllen [füllte aus; hat ausgefüllt] Verb	dempenv invullenv spekkenv stoppenv volmakenv volschenkenv vullenv
erfüllen [erfüllte; hat erfüllt] Verb	dempenv invullenv nakomenv nalevenv spekkenv stoppenv uitvoerenv verrichtenv vervullenv volmakenv volschenkenv voltrekkenv vullenv
mit Widerwillen erfüllen	afkeerinboezemen tegendeborststuiten tegenstaanwerkwoord

Zoek geschiedenis