Duits-Nederlands woordenboek »

einhellig [einhelliger; am einhelligsten] betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
einhellig [einhelliger; am einhelligsten] Adjektiv

alséénmanbijvoeglijk naamwoord

eenstemmigbijvoeglijk naamwoord

metalgemenestemmenbijvoeglijk naamwoord

unaniembijvoeglijk naamwoord