Duits-Nederlands woordenboek »

buße [der buße; die bußen] betekenis in Nederlands

Resultaten: buße
Ik zoek liever dit: buße [der buße; die bußen]
DuitsNederlands
die Buße [der Buße; die Bußen] Substantiv

berouwsubstantief

boetesubstantief

boetvaardigheidsubstantief

inkeersubstantief

wroegingsubstantief

büßen [büßte; hat gebüßt] Verb

boetedoenwerkwoord

boetenwerkwoord