Duits-Nederlands woordenboek »

ausspannen [spannte aus; hat ausgespannt] betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
ausspannen [spannte aus; hat ausgespannt] Verb

nauweraanhalenwerkwoord

opwindenwerkwoord

spannenwerkwoord

strekkenwerkwoord

uitrekkenwerkwoord

uitspannenwerkwoord