Duits-Nederlands woordenboek »

aussetzen betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
aussetzen [setzte aus; hat ausgesetzt] (Dativ) Verb

blootstellenv

etalerenv

mettussenpozenwerkenv

uitbrengenv

uitstallenv

voraussetzen [setzte voraus; hat vorausgesetzt] Verb

aannemenv

menenv

stellenv

vermoedenv

veronderstellenv