Duits | Nederlands |
---|---|
das Arsenal [des Arsenals/Arsenales; die Arsenale] Substantiv | |
der Balsam [des Balsams; die Balsame] Substantiv | |
balsamieren [balsamierte; hat balsamiert] Verb | balsemenwerkwoord |
die Balsamine [der Balsamine; die Balsaminen] Substantiv | balsamiensubstantief balsaminesubstantief balsemiensubstantief |
damals Adverb | danbijwoord destijdsbijwoord toenbijwoord toenmaalsbijwoord toentertijdbijwoord |
das Denkmal [des Denkmals; die Denkmäler/(gehoben:) Denkmale] Substantiv | |
ehemals Adverb | eenmaalbijwoord eensbijwoord ooitbijwoord weleensbijwoord |
einstmals | eenmaalbijwoord ooitbijwoord weleensbijwoord |
falsch Adjektiv | bedrieglijkbijvoeglijk naamwoord dubbelhartigbijvoeglijk naamwoord foutbijvoeglijk naamwoord foutiefbijvoeglijk naamwoord loosbijvoeglijk naamwoord onechtbijvoeglijk naamwoord onjuistbijvoeglijk naamwoord onwaarbijvoeglijk naamwoord valsbijvoeglijk naamwoord verkeerdbijvoeglijk naamwoord vervalstbijvoeglijk naamwoord |
fälschen [fälschte; hat gefälscht] Verb | |
fälschlich beschuldigen | belasterenwerkwoord kwaadsprekenwerkwoord roddelenwerkwoord |
das Finale [des Finales; die Finale, die Finals, die Finali] Substantiv | |
der Geizhals [des Geizhalses; die Geizhälse] Substantiv |