dicţionar Olandez-German »

nog înseamnă în Germană

OlandezăGermană
nog bijwoord

nochAdverb

nogal pronoun

etwasPronomen

nogal bijvoeglijk naamwoord

genügendAdjektiv

hinlänglichAdjektiv

ziemlich [ziemlicher; am ziemlichsten]Adjektiv

nogal bijwoord

ein bischen

ein wenig

inmitten

nogal persoonlijk voornaamwoord

genugAdverb

nogeenkeer bijvoeglijk naamwoord

abermaligAdjektiv

nogeenkeer bijwoord

abermalsAdverb

nogeens

noch einmal

nogmaals bijvoeglijk naamwoord

abermaligAdjektiv

nogmaals bijwoord

abermalsAdverb

von neuem

wiederAdverb

zurückAdverb

nogmaals v

wiederholtVerb

eenogig bijvoeglijk naamwoord

einäugigAdjektiv

etnografie substantief

die Ethnographie [der Ethnographie; die Ethnographien]Substantiv

fonograaf m

der Phonograph [des Phonographen; die Phonographen]Substantiv

monogram o

das Monogramm [des Monogramms; die Monogramme]Substantiv

stenograaf m

Stenograf

stenografie substantief

die Kurzschrift [der Kurzschrift; die Kurzschriften]Substantiv

die Stenographie [der Stenographie; die Stenographien]Substantiv

traanogen v

tränen [tränte; hat getränt]Verb

vooralsnog bijwoord

einstweilig