dicţionar Olandez-German »

moed înseamnă în Germană

OlandezăGermană
grootmoedigheid m

die Großmut [der Großmut; —]Substantiv

heldenmoed m

der Heroismus [des Heroismus; —]Substantiv

lankmoedigheid substantief

die Toleranz [der Toleranz; die Toleranzen]Substantiv

ontmoedigen v

entmutigen [entmutigte; hat entmutigt]Verb

ootmoed substantief

die Demut [der Demut; —]Substantiv

talmoed m

der Talmud [des Talmuds, des Talmudes; die Talmude]Substantiv

Talmoed [Talmoeds] m

der Talmud [des Talmuds, des Talmudes; die Talmude]Substantiv

totarmoedevervallen v

verarmen [verarmte; ist verarmt]Verb

twijfelmoedig bijvoeglijk naamwoord

bedenklich [bedenklicher; am bedenklichsten]Adjektiv

vermoedelijk bijvoeglijk naamwoord

vermutlichAdjektiv

vermoeden werkwoord

mutmaßen [mutmaßte; hat gemutmaßt]Verb

vermoeden substantief

die Voraussetzung [der Voraussetzung; die Voraussetzungen]Substantiv

vermoeden v

vermuten [vermutete; hat vermutet]Verb

voraussetzen [setzte voraus; hat vorausgesetzt]Verb

verootmoedigen v

demütigen [demütigte; hat gedemütigt]Verb

erniedrigen [erniedrigte; hat erniedrigt]Verb

vrijmoedig bijvoeglijk naamwoord

zwanglos [zwangloser; am zwanglosesten]Adjektiv

weemoed substantief

die Melancholie [der Melancholie; die Melancholien]Substantiv

die Schwermut [der Schwermut; —]Substantiv

die Wehmut [der Wehmut; —]Substantiv

weemoed m

der Tiefsinn [des Tiefsinns|Tiefsinnes; —]Substantiv

der Trübsinn [des Trübsinnes|Trübsinns; —]Substantiv

weemoedig bijvoeglijk naamwoord

wehmütig [wehmütiger; am wehmütigsten]Adjektiv

zachtmoedig bijvoeglijk naamwoord

mild [milder; am mildesten]Adjektiv

zwaarmoedig bijvoeglijk naamwoord

wehmütig [wehmütiger; am wehmütigsten]Adjektiv

zwaarmoedigheid substantief

die Hypochondrie [der Hypochondrie; die Hypochondrien]Substantiv

die Melancholie [der Melancholie; die Melancholien]Substantiv

die Schwermut [der Schwermut; —]Substantiv

die Wehmut [der Wehmut; —]Substantiv

zwaarmoedigheid m

der Spleen [des Spleens; die Spleens]Substantiv

der Tiefsinn [des Tiefsinns|Tiefsinnes; —]Substantiv

der Trübsinn [des Trübsinnes|Trübsinns; —]Substantiv

12