dicţionar Olandez-German »

maal înseamnă în Germană

OlandezăGermană
helemaalniet

durchaus nicht

ganz nicht

ganz und gar nicht

liefdemaal substantief

die Agape [der Agape; die Agapen]Substantiv

liefdemaal o

das LiebesmahlSubstantiv

maximaal

zumeist

menigmaal bijvoeglijk naamwoord

häufig [häufiger; am häufigsten]Adjektiv

menigmaal bijwoord

oftAdverb

middagmaal o

das Diner [des Diners; die Diners]Substantiv

das Mittagessen [des Mittagessens; die Mittagessen]Substantiv

nogmaals bijvoeglijk naamwoord

abermaligAdjektiv

nogmaals bijwoord

abermalsAdverb

von neuem

wiederAdverb

zurückAdverb

nogmaals v

wiederholtVerb

normaal bijvoeglijk naamwoord

normal [normaler; am normalsten]Adjektiv

toenmaals bijwoord

alsdannAdverb

damalsAdverb

danachAdverb

dannAdverb

hierauf

12