Germană | Olandeză |
---|---|
verständlich [verständlicher; am verständlichsten] Adjektiv | vanzelfsprekendbijvoeglijk naamwoord vulgairbijvoeglijk naamwoord |
das Verständnis [des Verständnisses; die Verständnisse] Substantiv | begrip [begrippen]o ideeo inzicht [inzichten]o |
herzlich (verstärkend bei Adjektiven und Verben) Adverb | hartelijkbijwoord vanhartebijwoord |
das Versteck [des Verstecks; die Verstecke] Substantiv | |
verstecken [versteckte; hat versteckt] Verb | |
die Versteigerung [der Versteigerung; die Versteigerungen] Substantiv | afslagsubstantief auctiesubstantief mijnsubstantief veilingsubstantief vendusubstantief vendutiesubstantief verkopingsubstantief |
verstohlen Adverb | geheimbijwoord heimelijkbijwoord inhetgeheimbijwoord privatimbijwoord stiekembijwoord stilletjesbijwoord verborgenbijwoord verstolenbijwoord |
verstopfen [verstopfte; hat verstopft] Verb | |
die Verstopfung [der Verstopfung; die Verstopfungen] Substantiv | infarctsubstantief obstructiesubstantief |