dicţionar German-Olandez »

trug înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
der Trug [des Trugs, des Truges; —] Substantiv

bedriegerijm

bedrogm

misleidingm

eintragen [trug ein; hat eingetragen] (in +A) Verb

aanbrengenv

aandragenv

bezorgenv

bijboekenv

boekenv

brengenv

inschrijvenv

registrerenv

vortragen [trug vor; hat vorgetragen] Verb

declamerenv

opzeggenv

reciterenv

voordragenv

wegtragen [trug weg; hat weggetragen] Verb

uitdragenv

wegbrengenv

wegdragenv

der Betrug [des Betruges, des Betrugs; die Betrüge] Substantiv

bedriegerijm

bedrogm

misleidingm

betragen [betrug; hat betragen] Verb

bedragenv

tragen [du trägst, du trugst, du trügest; er trägt; hat getragen; trag (e ) ] Verb

brengenv

dragenv

voerenv

voorhebbenv

ertragen [ertrug; hat ertragen] Verb

doorstaanv

duldenv

hardenv

lijdenv

ondergaanv

uithoudenv

uitstaanv

velenv

verdragenv

übertragen [übertrug; hat übertragen] Verb

overbrengenv

overzettenv

translaterenv

transporterenv

vertalenv

12