dicţionar German-Olandez »

treiben înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
treiben [trieb; hat/ist getrieben] Verb

aandrijvenv

douwenv

drijvenv

dringenv

duwenv

opjagenv

stotenv

voortdrijvenv

antreiben [trieb an; hat angetrieben] Verb

aansporenv

aanvurenv

aanwakkerenv

aanzettenv

opwekkenv

verlevendigenv

zwepenv

austreiben [trieb aus; hat ausgetrieben] Verb

uitdrijvenv

verdrijvenv

verjagenv

wegdrijvenv

wegjagenv

Geschäfte betreiben

handeldrijven

handelen

zakendoenwerkwoord

Handel treiben

handeldrijvenwerkwoord

handelen

vertreiben [vertrieb; hat vertrieben] Verb

uitdrijvenv

verdrijvenv

verjagenv

wegdrijvenv

wegjagenv

vor sich hertreiben

aandrijven

drijven

opjagenwerkwoord

voortdrijven

Zauberei treiben

heksen