Germană | Olandeză |
---|---|
schließen [schloss; hat geschlossen] Verb | |
geschlossen [geschlossener; am geschlossensten] Adjektiv | dichtbijvoeglijk naamwoord dikbijvoeglijk naamwoord gebondenbijvoeglijk naamwoord geslotenbijvoeglijk naamwoord toebijvoeglijk naamwoord |
einen Vertrag schließen | aangaanwerkwoord afsluitenwerkwoord contracterenwerkwoord |