Germană | Olandeză |
---|---|
erotisch [erotischer; am erotischsten] Adjektiv | erotischbijvoeglijk naamwoord zwoelbijvoeglijk naamwoord |
grotesk [grotesker; am groteskesten] Adjektiv | grilligbijvoeglijk naamwoord groteskbijvoeglijk naamwoord potsierlijkbijvoeglijk naamwoord |
trotzig [trotziger; am trotzigsten] Adjektiv | halsstarrigbijvoeglijk naamwoord hardnekkigbijvoeglijk naamwoord koppigbijvoeglijk naamwoord stijfhoofdigbijvoeglijk naamwoord verbetenbijvoeglijk naamwoord verstoktbijvoeglijk naamwoord |
Bankerott | faillietbijvoeglijk naamwoord |
das Brot [des Brot(e)s; die Brote] Substantiv | miko |
das Brötchen [des Brötchens; die Brötchen] Substantiv | |
die Elektrotechnik [der Elektrotechnik; —] Substantiv | elektrotechnieksubstantief |
die Elektrotherapie [der Elektrotherapie; die Elektrotherapien] Substantiv | elektrotherapiesubstantief |
die Erotik [der Erotik; —] Substantiv | erotieksubstantief |
erröten [errötete; ist errötet] Verb | |
frottieren [frottierte; hat frottiert] Phrase | aanstrijkenwerkwoord uitwrijvenwerkwoord wrijvenwerkwoord |
strotzen [strotzte; hat gestrotzt] Verb | |
trotten [trottete; ist getrottet] Verb | dravenwerkwoord dribbelenwerkwoord |
trotzen [trotzte; hat getrotzt] Verb |