dicţionar German-Olandez »

raub înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
der Raub [des Raubs, des Raubes; die Raube] Substantiv

buitm

roofm

rauben [raubte; hat geraubt] Verb

buitmakenv

plunderenv

rovenv

stropenv

die Rute [der Rute; die Ruten] (bei Raubwild, Hund und Eichhörnchen) Substantiv

gardsubstantief

roedesubstantief

spitsroedesubstantief

staartsubstantief

stokjesubstantief

berauben [beraubte; hat beraubt] Verb

berovenv

buitmakenv

plunderenv

rovenv

stropenv

uitplunderenv

die Beraubung [der Beraubung; die Beraubungen] Substantiv

plunderingsubstantief

roverijsubstantief

schrauben [schraubte; hat geschraubt] Verb

schroevenv

die Schraube [der Schraube; die Schrauben] Substantiv

propellersubstantief

schroefsubstantief

schroefdraadsubstantief

vliegtuigschroefsubstantief

die Mutter [der Mutter; die Muttern] (Kurzform für Schraubenmutter) Substantiv

moedersubstantief

moer [moeren]substantief

schroefmoersubstantief

der Schraubenschlüssel [des Schraubenschlüssels; die Schraubenschlüssel] Substantiv

moersleutelm

schroefsleutelm

die Traube [der Traube; die Trauben] Substantiv

druifsubstantief

der Traubenzucker [des Traubenzuckers; —] Substantiv

druivesuikerm

glucosem

die Weintraube [der Weintraube; die Weintrauben] Substantiv

druifsubstantief