dicţionar German-Olandez »

huld înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
die Huld [der Huld; —] Substantiv

begunstigingsubstantief

genadigheidsubstantief

gunstsubstantief

schuldig [schuldiger; am schuldigsten] Adjektiv

schuldigbijvoeglijk naamwoord

beschuldigen [beschuldigte; hat beschuldigt] Verb

aanklagenv

beschuldigenv

betichtenv

entschuldigen [entschuldigte; hat entschuldigt] (Akkusativ) Verb

begenadigenv

excuserenv

vergevenv

verontschuldigenv

verschonenv

fälschlich beschuldigen

belasterenwerkwoord

kwaadsprekenwerkwoord

roddelenwerkwoord

schulden [schuldete; hat geschuldet] Verb

indeschuldstaanv

schuldigzijnv

verschuldigdzijnv

die Schuld [der Schuld; die Schulden] Substantiv

schuldsubstantief

schuldig sein

indeschuldstaan

schuldigzijn

verschuldigdzijn

die Schuldverschreibung [der Schuldverschreibung; die Schuldverschreibungen] Substantiv

obligatiesubstantief

die Unschuld [der Unschuld; —] Substantiv

onbedorvenheidsubstantief

onschuldsubstantief

schuldeloosheidsubstantief

verschulden [verschuldete; hat/ist verschuldet] Verb

aanzichverplichtenwerkwoord