dicţionar German-Olandez »

ho înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
der Fischotter [des Fischotters; die Fischotter] Substantiv

visotterm

der Friedhof [des Friedhof(e)s; die Friedfe] Substantiv

begraafplaatsm

kerkhofm

Fühlhorn

antennev

ra

spriet

voelhoornm

voelhorenm

voelsprietm

das Denkmal [des Denkmals; die Denkmäler/(gehoben:) Denkmale] Substantiv

gedenktekenm

monumentm

helfen [half; hat geholfen] Verb

assisterenv

batenv

bijstaanv

helpenv

terzijdestaanv

das Gelz [des Gelzes; die Gelze] Substantiv

bosschageo

das Ger [des Geres/Gers; —] Substantiv

gehooro

gerchen

gehoorzamenwerkwoord

geren [gerte; hat gert] Verb

behorenv

behorentotv

betamenv

horenv

passenv

toebehorenv

voegenv

zugeren [gerte zu; hat zugert] Verb

behorenv

behorentotv

toebehorenv

schieben [schob; hat/ist geschoben] Verb

schuivenv

schelten [schalt; hat gescholten] (an +AKK) Verb

affronterenv

beknorrenv

beledigenv

berispenv

krenkenv

terechtwijzenv

verwijtenv

schonen [schonte; hat geschont] Verb

ontzienv

sparenv

toegeeflijkzijnvoorv

91011