gemach înseamnă în Olandeză

Germană	Olandeză
das Gemach [des Gemach(e)s; die Gemächer/(veraltet:) Gemache] Substantiv	appartemento flato kamero lokaalo vertreko
machen [machte; hat/ist gemacht] Verb	aanmakenv bedrijvenv doenv latenv latendoenv makenv uitbrengenv uitrichtenv uitvoerenv
aufmachen [machte auf; hat aufgemacht] Verb	opendoenv openenv openmakenv
einmachen [machte ein; hat eingemacht] Verb	inleggenv inmakenv konfijtenv
mitmachen [machte mit; hat mitgemacht] Verb	deelnemenv meedoenv meemakenv participerenv
das Schlafgemach Substantiv	slaapkamero slaapplaatso
das Ungemach [des Ungemachs, des Ungemaches; —] Substantiv	ongeluksubstantief
zumachen [machte zu; hat zugemacht] Verb	dichtdoenv dichtmakenv sluitenv toedoenv

Istoricul cautarilor