Germană | Olandeză |
---|---|
etwa Adverb | circabijwoord daaromheenbijwoord eenstukofbijwoord eromheenbijwoord inhetrondbijwoord ongeveerbijwoord plusminusbijwoord rondombijwoord zowatbijwoord |
etwaig Adjektiv | eventueelbijvoeglijk naamwoord gebeurlijkbijvoeglijk naamwoord |
etwaige | bestaanbaarbijvoeglijk naamwoord |
etwas Pronomen | eenbeetjepronoun eenweinigpronoun enigpronoun enigszinspronoun ietspronoun nogalpronoun tamelijkpronoun watpronoun |
angehen [ging an; hat/ist angegangen jemanden um etwas] Verb | |
anmerken [merkte an; hat angemerkt jemandem etwas] Verb | |
aufnötigen [nötigte auf; hat aufgenötigt jemandem etwas] Verb | |
irgendetwas Pronomen | ietspronoun |