Germană | Olandeză |
---|---|
das Besteck [des Besteck(e)s; die Bestecke] Substantiv | korfo poto vato zako |
das Bestehen [des Bestehens; —] Substantiv | zijno |
bestehen aus | |
besteigen [bestieg; hat bestiegen] (Akkusativ) Verb | begaanwerkwoord bestijgenwerkwoord opgaanwerkwoord |
bestellen [bestellte; hat bestellt] Verb | |
die Bestellung [der Bestellung; die Bestellungen] Substantiv | aanvraagsubstantief bestellingsubstantief boodschapsubstantief commissiesubstantief opdrachtsubstantief ordersubstantief |
bestimmen [bestimmte, hat bestimmt] Verb | |
bestimmt [bestimmter; am bestimmtesten] Adjektiv | bepaaldbijvoeglijk naamwoord definitiefbijvoeglijk naamwoord duidelijkbijvoeglijk naamwoord gewisbijvoeglijk naamwoord helderbijvoeglijk naamwoord juistbijvoeglijk naamwoord klaarbijvoeglijk naamwoord minutieusbijvoeglijk naamwoord |