Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

wand bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
die Leinwand [der Leinwand; die Leinwände] Substantiv

linnensubstantief

verwenden [verwendete/(seltener, österreichisch und schweizerisch selten:) verwandte; hat verwendet/(seltener, österreichisch und schweizerisch selten:) hat verwandt] Verb

aanwendenv

benuttenv

doorvoerenv

gebruikenv

intoepassingbrengenv

toepassenv

Schutzwand

scherm

schut

überwinden [überwand; hat überwunden] Verb

bevangenv

knechtenv

onderwerpenv

overwinnenv

verslaanv

zegevierenv

umwandern [umwanderte; hat umwandert] Phrase

omvormenwerkwoord

transformerenwerkwoord

veranderenwerkwoord

vervormenwerkwoord

unwandelbar Adjektiv

oninwisselbaarbijvoeglijk naamwoord

verschwinden [verschwand; ist verschwunden] Verb

'msmerenv

verdwijnenv

wijkenv

die Verwandlung [der Verwandlung; die Verwandlungen] Substantiv

gedaanteveranderingsubstantief

vervormingsubstantief

der Verwandter Substantiv

bloedverwantm

familielidm

verwantm

die Verwandtschaft [der Verwandtschaft; die Verwandtschaften] Substantiv

bloedverwantensubstantief

familiesubstantief

familiebetrekkingsubstantief

verwantensubstantief

verwantschapsubstantief

der Vorwand [des Vorwandes, des Vorwands; die Vorwände] Substantiv

dekmantelm

draaierijm

smoesm

smoesjem

voorwendselm

die Wachsleinwand Substantiv

tafelzeilsubstantief

wasdoeksubstantief

2345