Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

wand bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
der Aufwand [des Aufwands/Aufwandes; die Aufwände] Substantiv

bestedingm

luxm

luxem

prachtm

uitgaafm

verteringm

weeldem

weelderigheidm

der Auswanderer [des Auswanderers; die Auswanderer] Substantiv

emigrant [emigranten]m

landverhuizerm

Bewandnis

omstandigheidv

den Vorwand brauchen

doenalsof

voorgevenwerkwoord

voorwendenwerkwoord

der Einwand [des Einwand(e)s; die Einwände] Substantiv

bezwaarm

tegenspraakm

tegenwerpingm

der Einwanderer [des Einwanderers; die Einwanderer] Substantiv

landverhuizerm

entschwinden [entschwand; ist entschwunden] Verb

'msmerenv

verdwijnenv

wijkenv

das Gewand [des Gewands, des Gewandes; die Gewänder] Substantiv

costuumo

drachto

gewaado

klederdrachto

kledingo

kledingstuko

kleedo

kostuumo

pako

die Gewandtheit [der Gewandtheit; —] Substantiv

bedrevenheidsubstantief

handigheidsubstantief

slagsubstantief

vaardigheidsubstantief

vlugheidsubstantief

die Gewandung [der Gewandung; die Gewandungen] Substantiv

draperiesubstantief

draperingsubstantief

plooiwerksubstantief

die Leinwand [der Leinwand; die Leinwände] Substantiv

doeksubstantief

lijnwaadsubstantief

1234