Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

tau bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
die Staude [der Staude; die Stauden] Substantiv

heestersubstantief

struiksubstantief

struikgewassubstantief

die Turteltaube [der Turteltaube; die Turteltauben] Substantiv

tortelsubstantief

tortelduifsubstantief

vertauschen [vertauschte, hat vertauscht] Verb

inruilenwerkwoord

inwisselenwerkwoord

omzettenvandevolgordewerkwoord

permuterenwerkwoord

ruilenwerkwoord

substituerenwerkwoord

uitwisselenwerkwoord

verruilenwerkwoord

vervangenwerkwoord

wisselenwerkwoord

der Wiedertäufer [des Wiedertäufers; die Wiedertäufer] Substantiv

wederdoperm

345