Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

tau bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
erstaunen [erstaunte; hat/ist erstaunt] Verb

versteldstaanwerkwoord

zichverbazenwerkwoord

zichverwonderenwerkwoord

stäuben [stäubte; hat gestäubt] Verb

bepoederenwerkwoord

poederenwerkwoord

staunen [staunte; hat gestaunt] (über +AKK) Verb

pafstaanv

versteldstaanv

zichverbazenv

zichverwonderenv

stäupen [stäupte; hat gestäupt] Verb

geselenwerkwoord

meteenstokslaanwerkwoord

der Hautausschlag [des Hautausschlags, des Hautausschlages; die Hautausschläge] Substantiv

huiduitslagm

uitslagm

das Lastauto [des Lastautos; die Lastautos] Substantiv

trucko

vrachtautoo

vrachtwageno

das Litauen [Litauen(s); —] (Staat in Nordosteuropa) Substantiv

Litouweno

Meertaucher

dompelaarm

duikerm

der Meltau [des Meltaus, des Meltaues; —] Substantiv

honingdauwm

das Mietauto [des Mietautos; die Mietautos] Substantiv

huurautoo

das Restaurant [des Restaurants; die Restaurants] Substantiv

eethuiso

restaurant [restaurants]o

restauratieo

die Restauration [der Restauration; die Restaurationen] Substantiv

eethuissubstantief

restaurantsubstantief

restauratiesubstantief

das Rotauge [des Rotauges; die Rotaugen] Substantiv

voorno

das Schlepptau [des Schlepptaues|Schlepptaus; die Schlepptaue] Substantiv

sleepkabelo

sleeptouwo

sleeptroso

die Sinnestäuschung [der Sinnestäuschung; die Sinnestäuschungen] Substantiv

hallucinatiesubstantief

waanvoorstellingsubstantief

zinsbedrogsubstantief

zinsbegoochelingsubstantief

der Staub [des Staub(e)s; die Staube/Stäube] Substantiv

stofm

das Staubkorn [des Staubkornes/Staubkorns; die Staubkörner] Substantiv

stofdeeltjeo

stofjeo

vuiltjeo

die Staude [der Staude; die Stauden] Substantiv

boompjesubstantief

2345