reich [des reichs, des reiches; die reiche] bedeutet auf Holländisch

Ergebnisse: reich
Ich würde eher danach suchen: reich [des reichs, des reiches; die reiche]

Deutsch	Holländisch
das Reich [des Reichs, des Reiches; die Reiche] Substantiv	rijko staato
reich [reicher; am reichsten] Adjektiv	gefortuneerdbijvoeglijk naamwoord rijkbijvoeglijk naamwoord vermogendbijvoeglijk naamwoord
reichen [reichte; hat gereicht] (an +AKK) Verb	behalenv bereikenv inhalenv reikentotv treffenv
Reicher	rijkaard rijke
reichlich [reichlicher; am reichlichsten] Adjektiv	inovervloedbijvoeglijk naamwoord rijkelijkbijvoeglijk naamwoord ruimschootsbijvoeglijk naamwoord volopbijvoeglijk naamwoord
Reichs-	rijks- staats-
ausreichen [reichte aus; hat ausgereicht] (mit + Dativ) Verb	toereikenv toereikendzijnv voldoenv voldoendezijnv volstaanv
hinreichen [reichte hin; hat hingereicht] Verb	toereikenv toereikendzijnv voldoenv voldoendezijnv volstaanv
zureichen [reichte zu; hat zugereicht] Verb	toereikenv toereikendzijnv voldoenv voldoendezijnv volstaanv
der Reichtum [des Reichtums; die Reichtümer] Substantiv	fortuinm rijkdomm
Assyrien [Assyrien(s); —] (im Altertum Reich in Mesopotamien) Substantiv	Assyrië39
geistreich [geistreicher; am geistreichsten] Adjektiv	adrembijvoeglijk naamwoord geestigbijvoeglijk naamwoord gevatbijvoeglijk naamwoord snedigbijvoeglijk naamwoord

Zuletzt gesucht