Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

pro bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
die Produktion [der Produktion; die Produktionen] Substantiv

voortbrengselsubstantief

produzieren [produzierte; hat produziert] Verb

afwerpenv

opbrengenv

opleverenv

voortbrengenv

profan [profaner; am profansten] Adjektiv

ongewijdbijvoeglijk naamwoord

onheiligbijvoeglijk naamwoord

oningewijdbijvoeglijk naamwoord

profaanbijvoeglijk naamwoord

profanieren [profanierte; hat profaniert] Verb

ontheiligenwerkwoord

ontwijdenwerkwoord

profanerenwerkwoord

schendenwerkwoord

verontheiligenwerkwoord

die Profession [der Profession; die Professionen] Substantiv

beroepsubstantief

broodwinningsubstantief

der Professor [des Professors; die Professoren] Substantiv

professorm

das Profil [des Profils; die Profile] Substantiv

doorsnedeo

doorsneeo

profielo

zijaanzichto

profitieren [profitierte; hat profitiert] Verb

profiterenv

voordeeltrekkenuitv

winstmakenv

die Prognose [der Prognose; die Prognosen] Substantiv

prognosesubstantief

verwachtingsubstantief

voorspellingsubstantief

prognostizieren [prognostizierte; hat prognostiziert] Phrase

voorspellenwerkwoord

die Progression [der Progression; die Progressionen] Substantiv

reekssubstantief

das Projekt [des Projektes, des Projekts; die Projekte] Substantiv

blauwdruko

concepto

ontwerpo

plano

projecto

projektieren [projektierte; hat projektiert] Verb

beramenv

ontwerpenv

plannenv

die Projektion [der Projektion; die Projektionen] Substantiv

projectiesubstantief

projizieren [projizierten; hat projiziert] Verb

projecterenv

die Proklamation [der Proklamation; die Proklamationen] Substantiv

afkondigingsubstantief

123