Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

gemein bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
gemein [gemeiner; am gemeinsten] Adjektiv

algemeenbijvoeglijk naamwoord

gemeenbijvoeglijk naamwoord

gemeenschappelijkbijvoeglijk naamwoord

gezamenlijkbijvoeglijk naamwoord

infaambijvoeglijk naamwoord

laagbijvoeglijk naamwoord

laaghartigbijvoeglijk naamwoord

schunnigbijvoeglijk naamwoord

vuigbijvoeglijk naamwoord

die Gemeinde [der Gemeinde; die Gemeinden] Substantiv

gemeenschapsubstantief

gemeentesubstantief

der Efeu (auch: Gemeine Efeu, Gewöhnlicher Efeu) Substantiv

klimopm

gemeinsam Adjektiv

algemeenbijvoeglijk naamwoord

collectiefbijvoeglijk naamwoord

gemeenschappelijkbijvoeglijk naamwoord

gezamenlijkbijvoeglijk naamwoord

samenbijvoeglijk naamwoord

tezamenbijvoeglijk naamwoord

gemeinschaftlich [gemeinschaftlicher; am gemeinschaftlichsten] Adjektiv

algemeenbijvoeglijk naamwoord

gemeenschappelijkbijvoeglijk naamwoord

gezamenlijkbijvoeglijk naamwoord

meinen [meinte; hat gemeint Akkusativ] Verb

achtenv

gelovenv

vanmeningzijnv

vindenv

allgemein [allgemeiner; am allgemeinsten] Adjektiv

algemeenbijvoeglijk naamwoord

gemeenschappelijkbijvoeglijk naamwoord

generaalbijvoeglijk naamwoord

gezamenlijkbijvoeglijk naamwoord

insgemein

samenbijwoord

tezamenbijwoord

ungemein Adverb

bijzonderbijwoord

buitengewoonbijwoord

danigbijwoord

duchtigbijwoord

geduchtbijwoord

schromelijkbijwoord

verallgemeinern [verallgemeinerte; hat verallgemeinert] Verb

distribuerenv

rondbrengenv

verdelenv

12