Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

lebend bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
lebend Adjektiv

levendbijvoeglijk naamwoord

levendigbijvoeglijk naamwoord

lebendig [lebendiger; am lebendigsten] Adjektiv

levendbijvoeglijk naamwoord

levendigbijvoeglijk naamwoord

die Lebendigkeit [der Lebendigkeit; die Lebendigkeiten] Substantiv

levendigheidsubstantief