Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

enge bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
die Enge [der Enge; die Engen] Substantiv

engheidsubstantief

engtesubstantief

nauweruimtesubstantief

nauwheidsubstantief

der Engel [des Engels; die Engel] Substantiv

engelm

die Engelwurz Substantiv

engelwortelsubstantief

anstrengend [anstrengender; am anstrengendsten] Adjektiv

inspannendbijvoeglijk naamwoord

zwaarbijvoeglijk naamwoord

anstrengen, sich

ontspannen, zich

Balkengerüst

gebinto

timmerwerko

beengen [beengte; hat beengt] Phrase

belemmerenwerkwoord

hinderenwerkwoord

storenwerkwoord

verstorenwerkwoord

besprengen [besprengte; hat besprengt] Verb

besprenkelenv

besproeienv

sprenkelenv

sproeienv

Börsengebäude

beurs

beursgebouw

handelsbeurs

dazwischentreten [trat dazwischen; ist dazwischengetreten] Verb

ingrijpenwerkwoord

interveniërenwerkwoord

tussenbeidekomenwerkwoord

einmengen

inmengenwerkwoord

entgegengesetzt Adjektiv

daarentegenbijvoeglijk naamwoord

ertegenoverbijvoeglijk naamwoord

integendeelbijvoeglijk naamwoord

das Heldengedicht Substantiv

eposo

heldendichto

verhalendepoëzieo

das Knochengerüst [des Knochengerüst(e)s; die Knochengerüste] Substantiv

gebeenteo

geraamteo

skeleto

die Allopathie [der Allopathie; —] (Heilmethode der Schulmedizin, bei der Krankheiten im Unterschied zur Homöopathie mit entgegengesetzt wirkenden Medikamenten behandelt werden) Substantiv

allopathieo
Medizin

Ladengehilfe

bediende

kantoorbediendem

verkoper

winkelbediendev

12