die bedeutet auf Holländisch

Deutsch	Holländisch
dienen [diente; hat gedient] Verb	helpenv vandienstzijnv vannutzijnv
der Diener [des Dieners; die Diener] Substantiv	bediendem dienaarm knechtm
der Dienst [des Diensts, des Dienstes; die Dienste] Substantiv	ambtm baanm bedieningm betrekkingm dienstm plaatsm werkkringm
der Urlaub [des Urlaubes, des Urlaubs; die Urlaube] (in Betrieben, Behörden, beim Militär nach Arbeitstagen gezählte) dienst-, arbeitsfreie Zeit, die jemand - zum Zwecke der Erholung - erhält) Substantiv	verlofm vrijafm
der Dienstag [des Dienstags, des Dienstages; die Dienstage] Substantiv	dinsdagm
der Dienstbote [des Dienstboten; die Dienstboten] Substantiv	dienaresm dienstmeisjem meidm
Dienstgehilfe	adjunctm assistentm helperm
der Dienstmann [des Dienstmanns\|Dienstmannes; die Dienstmänner\|Dienstleute] Substantiv	kruierm pakjesdragerm sjouwerm witkielm
dies	dat datdaarginds datgene dit dithier zulks
diese	deze dit
dieselbe	dezelfde hetzelfde
dieser	deze dit
dieses	deze dit

Zuletzt gesucht