die bedeutet auf Holländisch

Deutsch	Holländisch
die Adjektiv	'rbijvoeglijk naamwoord 'tbijvoeglijk naamwoord d'rbijvoeglijk naamwoord debijvoeglijk naamwoord diebijvoeglijk naamwoord haarbijvoeglijk naamwoord hetbijvoeglijk naamwoord zebijvoeglijk naamwoord zijbijvoeglijk naamwoord
die Absicht haben	vanplanzijn voorhebbenwerkwoord voornemenszijn zichvoorstellen
die Bretagne	Bretagneo
die deine	dejouwe hetjouwe
der Ernst [des Ernsts, des Ernstes; —, (die Ernsts), die (die) Ernsts] Substantiv	ernstm ernstigheidm stemmigheidm
die Kochkunst betreffend	culinairbijvoeglijk naamwoord
die meine	demijne hetmijne
die Niederlande	Nederlando
die Schweiz	Zwitserlando
die seine	dezijne hetzijne
der Sommer [des Sommers; die Sommer, die (die) Sommers] Substantiv	zomerm zomertijdm
die Türkei	Turkije
die Ukraine	Oekraïneo
der Dieb [des Diebes, des Diebs; die Diebe] Substantiv	diefm stelerm
die Dieberei [der Dieberei; die Diebereien] Substantiv	buitsubstantief
der Diebstahl [des Diebstahl(e)s; die Diebstähle] Substantiv	diefstalm ontvreemdingm
die Diele [der Diele; die Dielen] Substantiv	vloersubstantief
Dielung	vloer
dienen [diente; hat gedient] Verb	batenv bedienenv dienenv

Zuletzt gesucht