Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

bei bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
bei

aan

bij

dichtbij

naast

nabij

tenhuizevan

bei Bewußtsein sein

beseffenwerkwoord

zichbewustzijn

zichrealiseren

die Beichte [der Beichte; die Beichten] Substantiv

biechtsubstantief

beichten [beichtete; hat gebeichtet] Verb

biechtenwerkwoord

der Beichtiger [des Beichtigers; die Beichtiger] Substantiv

biechtvaderm

zielzorgerm

das Beichtkind [des Beichtkindes|Beichtkinds; die Beichtkinder] Substantiv

biechtelingo

beide Zahlwort

allebeitelwoord

alletweedetelwoord

beidetelwoord

beiderseitig Adjektiv

aanweerskantenbijvoeglijk naamwoord

aanweerszijdenbijvoeglijk naamwoord

bijderzijdsbijvoeglijk naamwoord

onderlingbijvoeglijk naamwoord

wederkerigbijvoeglijk naamwoord

wederzijdsbijvoeglijk naamwoord

beiderseits Adverb

aanweerskantenbijwoord

aanweerszijdenbijwoord

bijderzijdsbijwoord

der Beifall [des Beifalls, des Beifalles; —] Substantiv

acclamatiem

applausm

bijvalm

bijvalsbetuigingm

fiatm

goedkeuringm

toejuichingm

Beifall spenden

adhesiebetuigen

applaudisserenwerkwoord

toejuichenwerkwoord

der Beifuß Substantiv

alsemm

beifügen [fügte bei; hat beigefügt] Verb

aanzettenv

bijdoenv

bijmengenv

12