ház bedeutet auf Holländisch

huis▼◼◼◼o

leuren▼◼◼◼werkwoord

colporteren▼◼◻◻werkwoord

aan de deur verkopen▼◼◻◻

kramer [kramers]▼m
beroep

gehuwd▼◼◼◼bijvoeglijk naamwoord

ik ben getrouwd▼◼◼◼

wederhelft▼v

huwen▼◼◼◼werkwoord

uithuwelijken▼◼◻◻werkwoord

in het huwelijk treden▼◼◻◻

trouwen [trouwde; i./h. getrouwd]▼◼◼◼werkwoord

trouwen [trouwde; i./h. getrouwd]▼◼◼◼werkwoord

huwelijk▼◼◼◼o

trouw▼◼◼◼v

echt▼◼◼◻

bruiloft▼◼◼◻v

echtpaar▼◼◼◻o

huwelijksceremonie▼◼◼◻v

echtverbintenis▼◼◻◻v

trouwfeest▼◼◻◻o

paren▼◼◼◻werkwoord

huwelijk▼◼◼◼o

huwelijksvoltrekking▼◼◻◻v

huwelijkssluiting▼◼◻◻v

huwelijksplechtigheid▼v

trouwakte▼v

overspel▼◼◼◼o

trouwbreuk▼v

overspelig▼◼◻◻bijvoeglijk naamwoord

echtgenoot [echtgenoten]▼◼◼◼m

wederhelft▼◼◻◻v

eega▼◼◻◻m v

gemaal▼◼◻◻substantief

huwelijkspartner [huwelijkspartners]▼m
familie

conjugaal▼◼◼◼bijvoeglijk naamwoord

bruiloft▼◼◼◼v

conciërge▼◼◼◼v

bestellen [bestelde; h. besteld]▼werkwoord

huisgemaakt▼◼◼◼