Nemčina-Holandčina slovník »

wunder znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
das Wunder [des Wunders; die Wunder] Substantiv

bevreemdingo

mirakelo

verbaasdheido

verwonderingo

wondero

wund [wunder; am wundesten] Adjektiv

gewondbijvoeglijk naamwoord

wunderbar [wunderbarer; am wunderbarsten] Adjektiv

beeldschoonbijvoeglijk naamwoord

bewonderenswaardigbijvoeglijk naamwoord

kostelijkbijvoeglijk naamwoord

magnifiekbijvoeglijk naamwoord

prachtigbijvoeglijk naamwoord

verwonderendbijvoeglijk naamwoord

wonderbaarbijvoeglijk naamwoord

wonderbaarlijkbijvoeglijk naamwoord

wonderlijkbijvoeglijk naamwoord

wunderlich [wunderlicher; am wunderlichsten] Adjektiv

eigenaardigbijvoeglijk naamwoord

gekbijvoeglijk naamwoord

grilligbijvoeglijk naamwoord

groteskbijvoeglijk naamwoord

potsierlijkbijvoeglijk naamwoord

raarbijvoeglijk naamwoord

vreemdbijvoeglijk naamwoord

vreemdsoortigbijvoeglijk naamwoord

wonderlijkbijvoeglijk naamwoord

Wunderling

buitenbeentjeo

kwibusm

raresnuiter

snoeshaanm

zonderling

die Wundertat [der Wundertat; die Wundertaten] Substantiv

mirakelsubstantief

wondersubstantief

bewundernswert [bewundernswerter; am bewundernswertesten] Adjektiv

bewonderenswaardigbijvoeglijk naamwoord

bewundern [bewunderte; hat bewundert] Verb

bewonderenv

in Verwunderung setzen

bevreemdenwerkwoord

verbazenwerkwoord

verwonderenwerkwoord

sich wundern

zichverbazen

zichverwonderen

verwundern [verwunderte; hat verwundert] Verb

bevreemdenv

verbazenv

12