Nemčina-Holandčina slovník »

trag znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
einen Vertrag schließen

afsluitenwerkwoord

contracterenwerkwoord

eintragen [trug ein; hat eingetragen] (in +A) Verb

aanbrengenv

aandragenv

bezorgenv

bijboekenv

boekenv

brengenv

inschrijvenv

registrerenv

der Ertrag [des Ertrags, des Ertrages; die Erträge] Substantiv

baatm

belangm

gewinm

inkomenm

ontvangstm

opbrengstm

profijtm

verdienstem

voordeelm

winstm

ertragen [ertrug; hat ertragen] Verb

doorstaanv

duldenv

hardenv

lijdenv

ondergaanv

uithoudenv

uitstaanv

velenv

verdragenv

der Fehlbetrag [des Fehlbetrages|Fehlbetrags; die Fehlbeträge] Substantiv

deficitm

kastekortm

nadeligsaldom

tekortm

der Gepäckträger [des Gepäckträgers; die Gepäckträger] Substantiv

kruierm

pakjesdragerm

sjouwerm

witkielm

der Hosenträger [des Hosenträgers; die Hosenträger] Substantiv

bretelm

bretelsm

sich betragen

zichgedragen

1234