Nemčina-Holandčina slovník »

stehen znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
stehen [stand; hat/ist gestanden] Verb

staanv

aufstehen [stand auf; ist aufgestanden] Verb

gaanstaanv

opstaanv

zichvoordoenv

ausstehen [stand aus; ist ausgestanden] Verb

doorstaanv

duldenv

hardenv

uithoudenv

uitstaanv

verdragenv

beistehen [stand bei; hat/ist beigestanden] Verb

assisterenv

batenv

bijstaanv

helpenv

terzijdestaanv

bestehen [bestand; hat bestanden] Verb

bestaanv

bestaanuitv

doorbijtenv

doorzettenv

voetbijstukhoudenv

volhardenv

volhoudenv

das Bestehen [des Bestehens; —] Substantiv

bestaano

zijno

bestehen aus

bestaanuit

bevorstehen [stand bevor; hat bevorgestanden] Verb

bedreigenv

dreigenv

nabijkomenv

naderbijkomenv

naderenv

nadertredenv

bevorstehend Adjektiv

aanstaandbijvoeglijk naamwoord

eerstvolgendbijvoeglijk naamwoord

komendbijvoeglijk naamwoord

eingestehen [gestand ein; hat eingestanden] Verb

bekennenv

erkennenv

toegevenv

entstehen [entstand; ist entstanden] Verb

afstammenv

geborenwordenv

hetgevolgzijnvanv

12