Nemčina | Holandčina |
---|---|
solches Adjektiv | zobijvoeglijk naamwoord zo'nbijvoeglijk naamwoord zodanigbijvoeglijk naamwoord zoeenbijvoeglijk naamwoord zulkbijvoeglijk naamwoord zulkeenbijvoeglijk naamwoord |
der Soldat [des Soldaten; die Soldaten] Substantiv | |
solide [solider; am solidesten] (Verwandte Form: solid) Adjektiv | degelijkbijvoeglijk naamwoord deugdelijkbijvoeglijk naamwoord flinkbijvoeglijk naamwoord gedegenbijvoeglijk naamwoord hechtbijvoeglijk naamwoord solidebijvoeglijk naamwoord vastbijvoeglijk naamwoord |
solidarisch [solidarischer; am solidarischsten] Adjektiv | solidairbijvoeglijk naamwoord |
die Solidarität [der Solidarität; die Solidaritäten] Substantiv | gemeenschapszinsubstantief saamhorigheidsubstantief solidariteitsubstantief |
die Solidität [der Solidität; die Soliditäten] Substantiv | degelijkheidsubstantief deugdelijkheidsubstantief soliditeitsubstantief stevigheidsubstantief |
der Solist [des Solisten; die Solisten] Substantiv | solist [solisten]m |
sollen [sollte; hat gesollt] Verb | behorenwerkwoord dienenwerkwoord horenwerkwoord moetenwerkwoord zullenwerkwoord |
der Söller [des Söllers; die Söller] Substantiv | |
der Solözismus [des Solözismus; die Solözismen] Substantiv | |
der Sommer [des Sommers; die Sommer, die (die) Sommers] Substantiv | |
Sommer- | |
sommerlich [sommerlicher; am sommerlichsten] Adjektiv | zomer-bijvoeglijk naamwoord zomersbijvoeglijk naamwoord |
Sommers |