Nemčina-Holandčina slovník »

sagen znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
sagen [sagte; hat gesagt] Verb

opgevenv

zeggenv

die Aussage [der Aussage; die Aussagen] Substantiv

uitlatingsubstantief

entsagen [entsagte; hat entsagt] Verb

afstanddoenvanwerkwoord

opgevenwerkwoord

uitvallenwerkwoord

ja sagen

beamenwerkwoord

bevestigenwerkwoord

jazeggen

toestemmenwerkwoord

die Korsage [der Korsage; die Korsagen] Substantiv

keurslijfsubstantief

lijfsubstantief

lijfjesubstantief

die Massage [der Massage; die Massagen] Substantiv

massagesubstantief

untersagen [untersagte; hat untersagt] Verb

verbiedenv

versagen [versagte; hat versagt] Verb

afkeurenv

afwijzenv

hetverdommenv

terugwijzenv

vertikkenv

weigerenv

vorsagen [sagte vor; hat vorgesagt] Verb

dicterenv

weissagen [weissagte; hat geweissagt] Verb

profeterenv

voorspellenv

voorzeggenv

zusagen [sagte zu; hat zugesagt] Verb

belovenv

toezeggenv

uitlovenv

verzeggenv

die Zusage [der Zusage; die Zusagen] Substantiv

aannemingsubstantief

aanvaarding [aanvaardingen]substantief

beloftesubstantief

onthaalsubstantief

ontvangstsubstantief

opnamesubstantief

toelatingsubstantief

toezeggingsubstantief

uitlovingsubstantief